De razendsnelle ontwikkelingen in de kunst in het begin van de twintigste eeuw hebben voor een groot deel de toon gezet voor de latere moderne kunst, zelfs die van onze dagen.

Via reizen en tentoonstellingen raakt ons land op de hoogte van de internationale ontwikkelingen in de kunst, vooral die in Parijs. De impressionistische en postimpressionistische kunst beleeft een revival. Ook het werk van Vincent van Gogh wordt steeds meer bekend en zijn compromisloze levensloop een model voor jonge schilders. Jan Toorop en ook de jongere Jan Sluyters en Kees van Dongen experimenteren in verschillende richtingen. Daarnaast doet het werk van de kubisten zijn invloed gelden bijvoorbeeld in het werk van Leo Gestel.

In 1910 verrast Piet Mondriaan met zijn Rode Boom. Samen met o.a. Theo van Doesburg richt hij in 1917 het internationaal vermaarde tijdschrift De Stijl op. Naast de abstracte composities van Mondriaan en van Bart van der Leck hoort ook het werk van architect Gerrit Rietveld tot deze kunstrichting.

De Eerste Wereldoorlog vormt een belangrijke waterscheiding. De gruwelen van deze wereldbrand drukken onmiskenbaar een stempel op het werk van vele kunstenaars. Zo worden de abstracte kunstenaars in ons land ook beïnvloed door het militante futurisme uit Italië. Maar het is niet alleen non-figuratieve of abstracte kunst die de klok slaat. Onder invloed van het Duitse expressionisme ontstaan hier ook groepen als De Ploeg in Groningen en de Bergense School. Ook de architectuur kent zijn expressionisme in de vorm van de Amsterdamse School met plastische gebouwen als het Amsterdamse Scheepvaarthuis.

In deze veelzijdige lezing zullen we bespreken hoe Nederland aansluiting wist te krijgen bij de internationale kunststromingen en op verschillende terreinen zelfs de toon ging aangeven.