De grondslagen voor de geweldige bloei van de Nederlandse schilderkunst in de 17de eeuw zijn gelegd door de kunstenaars van de 16de eeuw. Tijdens deze eeuw ontstaan de belangrijke stedelijke schilderscholen, zoals te Haarlem, Delft en Leiden en ook in de jonge stad Amsterdam.
Het is de eeuw van de Opstand tegen Spanje en van de Beeldenstorm, maar ook de eeuw waarin de invloed van de Italiaanse Renaissance in ons land merkbaar wordt. In de loop van de 16de eeuw ondernemen steeds meer kunstenaars de reis over de Alpen. Kunstenaars als Lucas van Leyden, Maarten van Heemskerck, Jan van Scorel laven zich aan de weergaloze Italiaanse kunst.
In de schaduw van de religieuze kunst ontwikkelen zich nieuwe genres die het dagelijkse leven tot onderwerp hebben, zoals stilleven, landschap en interieur. Wereldlijke opdrachtgevers nemen de plaats in van de vroegere kerkelijke. De schilderkunst van de 16de eeuw toont in velerlei opzichten reeds de kiemen van de luister van de Gouden Eeuw.