terug

Historisch besef - Inleiding

Geschiedenis mag zich weer op een brede belangstelling van de samenleving verheugen. Er gaat geen debat over het geschiedenisonderwijs of de ‘nationale identiteit’ voorbij of de klacht valt dat het met het historisch besef van de Nederlanders slecht is gesteld. De westerse samenleving zou lijden aan een collectief geheugenverlies. Zo beweerde Paul Scheffer op 21 september 2002 nog in NRC Handelsblad dat ‘een cultuur die zich niet meer in staat acht tot “een gesprek met de vorigen” geen historisch bewustzijn koestert en zal verpieteren’. Deze aanklacht klinkt zo vanzelfsprekend dat we bijna zouden vergeten dat er tekenen zijn die juist de andere kant op wijzen.
Het verleden leeft, het verkoopt zelfs, en beter dan ooit tevoren. Nooit zaten de archieven zo vol, waren de rijen voor de musea zo lang en waren er zoveel historische films en documentaires te zien op televisie. Nooit werd er ook zoveel zorg besteed aan het cultureel erfgoed, zo liet een recent rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau zien. De liefde- en respectvolle manier waarop volgens onderzoeker J. de Haan in Het gedeelde erfgoed: een onderzoek naar de verandering in de cultuurhistorische belangstelling sinds het einde van de jaren zeventig (1997) de laatste decennia oude monumenten worden gerespecteerd en dorpsgezichten in stand worden gehouden is er een voorbeeld van. Al deze verschijnselen samen leiden tot de slotsom dat de interesse in het verleden niet alleen is toegenomen, maar dat zij zich in allerlei vormen manifesteert: ’s avonds op de televisie, lezend of surfend achter het computerscherm of als hobby op de zondagochtend.
Vanwaar dan toch dat ongenoegen? De bron van de bezorgdheid over het ‘tanend historisch besef’ moet misschien elders gezocht worden. Van oudsher is de kritiek tegen de afname van het historisch bewustzijn ook een aanklacht geweest tegen de popularisering van geschiedenis. De laatste is met name gericht tegen de heersende conventies: de commercialisering, de zucht naar spektakel en emoties en de neiging ieder historisch verhaal te gieten in de vorm van melodrama.
Is deze kritiek wel terecht? Zoekt het publiek inderdaad een afgerond verhaal of is ‘zappen’ door de tijd inderdaad een betere manier om met geschiedenis bezig te zijn. Is historisch besef daarbij eigenlijk wel noodzakelijk of gewenst, en zo ja, is het aan te leren?

In samenwerking met Nieuwste tijd probeert de stichting ter bevordering van de geschiedenis Het Historisch Platform in dit nummer antwoord te vinden op deze vragen. Vanuit hun eigen achtergrond gaan Willem Frijhoff, verbonden aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, Annemarie de Wildt, conservator bij het Amsterdams Historisch Museum, en Arie Wilschut, docent geschiedenisdidactiek aan de Hogeschool van Amsterdam in op de toenemende maatschappelijke belangstelling voor geschiedenis en de vraag naar het nut en de noodzaak van historisch besef.
Wij hopen dat de artikelen een bijdrage mogen leveren aan de voorzetting van het debat over historisch besef in het publieke domein.

Bart van den Bosch
Michèle Jacobs
Almut Sommer